Home > Box 3 belasting > Erfbelasting > Erfenis verdelen
Een testament maakt alles makkelijker, maar ook zonder testament zijn er duidelijke regels voor de verdeling van een erfenis.
Kinderen kunnen weliswaar onterfd worden, maar hebben altijd aanspraak op hun legitieme portie
Als een erfgenaam geen aanspraak maakt of mag maken op een erfdeel, treedt aanwas of plaatsvervulling op.
We werpen een blik op de verdeling met een testament en zonder een testament of akte van verdeling (‘erfrecht bij versterf’), de wettelijke verdeling en een eventueel vruchtgebruik, de legitieme portie waar kinderen altijd recht op hebben, en meer. Mét rekenvoorbeelden voor de verschillende scenario’s.
Een testament maakt na het overlijden alles eenvoudiger. De overleden persoon kan in een ‘Akte van verdeling’ zelf vastleggen hoe bezittingen verdeeld moeten worden. Hierbij gelden wel enkele wettelijke beperkingen ten gevolge van ‘dwingend recht’. Met andere woorden, dwingende regels waar het testament aan moet voldoen.
De voor de verdeling van een erfenis belangrijkste dwingende regel heeft betrekking tot het verplichte kindsdeel (de ‘legitieme portie’). Dit wordt geregeld in artikelen 63 en 64 van boek 4 van het burgerlijk wetboek.
In het wetboek staat dat “[…]de legitieme portie van een kind van de erflater […] de helft van de waarde waarover de legitieme porties worden berekend .” Dit bedrag wordt vervolgens gedeeld door het aantal erfgenamen van dezelfde rang (echtgenoot of geregistreerd partner van de erflater én broers en zussen).
Dit vatten we nu even in eenvoudige woorden samen. Als een kind volgens de wet recht heeft op de helft van de erfenis, dan bedraagt de legitieme portie 25%. Alleen kinderen hebben aanspraak op een legitieme portie. De standaardaanspraak varieert als volgt:
Overigens heeft een kind uitsluitend recht op de waarde van het overeenkomstige deel, en niet op de spullen of goederen. Laat de overledene een huis na? Dan wordt het erfdeel een overeenkomstige geldvordering over de vastgestelde waarde hiervan.
Zonder testament kan alles wat ingewikkelder worden. Gelukkig is de wet over erfverdeling bij versterf redelijk duidelijk. In artikel 10 wordt vastgelegd wie de mogelijke erfgenamen zijn. Deze erfgenamen zijn gerangschikt naar verwantschap; de onderliggende categorie van de erfgenamen erft alleen en erft het volledige deel als er geen bovenliggende erfgenamen zijn die de erfenis opeisen.
Vaak leven zowel een echtgenoot als de kinderen nog (1). In dit geval is de wettelijke verdeling van toepassing.
Er is soms verwarring over het verschil tussen de erfenis bij versterf en de ‘wettelijke verdeling’. De wettelijke verdeling is een mogelijke uitvoering van de erfenis bij versterf die uitsluitend optreedt als er nog minstens één kind van de overledene aanspraak heeft op de erfenis én een echtgenoot of geregistreerd partner. Ook stief- en pleegkinderen kunnen als kinderen gezien worden als dit via een (ander) testament vastgelegd werd.
De wettelijke verdeling kan wat ingewikkelder worden. Iedere directe erfgenaam (partner en kind of kinderen) heeft een gelijke aanspraak op de erfenis. Is er een partner en één kind? Dan hebben beide partijen recht op de helft.
Bij de wettelijke verdeling, ook wel de wettelijke boedelverdeling genoemd, ontvangt de echtgenoot/partner de gehele erfenis. Dit heet het recht op vruchtgebruik. Ook moet deze erfgenaam alle schulden zelf afbetalen. Tot zijn of haar overleden mag deze vervolgens het geld zelf behouden; maar de erfgenaam blijft dit bedrag verschuldigd aan de kinderen.
De verdeling van de erfenis na het overlijden van de langstlevende is vervolgens afhankelijk van de erfgenamen van de langstlevende partner. Zijn dit dezelfde kinderen en is er geen testament? Dan ontvangt ieder kind het deel van de langstlevende erfgenaam plus de vordering op de erfenis van de eerder overleden partner.
Zie hier een rekenvoorbeeld van deze situatie.
Voordat we het hele plaatje compleet hebben, ontbreken nog twee concepten. De zogenaamde aanwas en plaatsvervulling.
Aanwas vindt plaats als een erfgenaam of een begunstigde uit een testament (legataris) geen aanspraak maakt op de erfenis. Dit deel gaat vervolgens over op de andere gelijkwaardige erfgenamen. Dit gebeurt bijvoorbeelde in de volgende gevallen:
Het deel wat niet opgeëist (kan) worden is het vrijvallende deel.
Plaatsvervulling houdt in dat de afstammelingen van een erfgenaam dit deel erven. Een voorbeeld: als de langstlevende ouder van twee kinderen overlijdt en één van deze kinderen reeds overleden is, dan hebben diens kinderen recht op het deel van de erfenis van dit overleden kind.
Plaatsvervulling treedt automatisch op in het geval van verdeling bij versterf. Als er een testament is kan uitdrukkelijk vastgelegd worden dat er plaatsvervulling naar de wettelijke regels optreedt. Ook kan er natuurlijk iets heel anders vastgelegd worden.
Trouwens: er kan ook overbedeling plaatsvinden. In dit geval ontvangt een erfgenaam meer dan waar deze recht op heeft volgens de akte van verdeling of het testament. Als dit gebeurt, ontstaat er automatisch een schuld tegenover de andere erfgenamen.
In onze rekenvoorbeelden gaan we uit van een ouder A van twee kinderen C & D, met een echtgenote B die niet de ouder is van de twee kinderen. In vier verschillende scenario’s bekijken we de verdeling van een erfenis van € 150.000.
Echtgenoot A overlijdt. In het testament wordt geregeld dat de kinderen alles krijgen. Kind C het grootst mogelijke deel en Kind D het kleinst mogelijke deel.
In dit geval geldt de wettelijke verdeling niet, omdat er een testament is. Dit betekent ook dat de echtgenote geen recht op vruchtgebruik heeft. Wel voorziet de wet in een overgangsfase van 6 maanden. Als het nodig is voor haar verzorging mag de echtgenote nog 6 maanden gebruik maken van meubilair en woning.
Ieder kind moet in dit geval minstens de legitieme portie ontvangen. Dus de helft van de wettelijke aanspraak, die één derde (twee kinderen + echtgenote) van het geld bedraagt.
In dit voorbeeld ontvangen:
Echtgenote B: € 0
Kind C: € 125.000
Kind D: € 25.000
Echtgenoot A overlijdt. In het testament wordt geregeld dat de langstlevende echtgenote zo veel mogelijk krijgt. Kind C en Kind D worden beiden volledig onterfd.
Echtgenote B ontvangt de volledige erfenis van € 150.000. Als de kinderen besluiten hun legitieme portie op te eisen, ontstaat er tegelijkertijd wel een schuld van de echtgenote tegenover de beide kinderen (van € 50.000 of € 25.000 per kind). Deze schuld wordt opeisbaar zodra de echtgenote overlijdt.
Echtgenote B: € 150.000 (schuld van € 50.000)
Kind C en D: € 0 (bij overlijden of intreden testamentaire voorwaarde langstlevende echtgenote € 25.000)
Echtgenoot A overlijdt. Er is geen testament.
De langstlevende Echtgenote B ontvangt een derde van de erfenis. De kinderen hebben beide een aanspraak van 1/3e op de erfenis, maar de andere Echtgenote B heeft aanspraak op vruchtgebruik over deze delen tot haar overlijden.
Dit betekent overigens wel dat de echtgenote niet zomaar het huis waarin het echtpaar gewoond heeft zou mogen verkopen en dit geld mag behouden. De kinderen hebben beide een aanspraak van 1/3e op de waarde van de woning en moeten instemmen met de verkoop.
Echtgenote B: € 150.000 (schuld van € 100.000)
Kind C en D: € 0 (bij overlijden langstlevende echtgenote € 50.000)
Echtgenoot A overlijdt.
Bij de wettelijke verdeling ontvangen Kinderen C en D allebei 1/3e. Stel dat Kind D de erfenis verwerpt. In dit geval regelt de wet dat diens kinderen, E en F, beiden het kindsdeel ontvangen per plaatsvervulling. Deze plaatsvervulling gaat bij de wettelijke verdeling door tot in de 6e graad.
Echtgenote B: € 150.000 (schuld van € 100.000)
Kind C: € 0 (bij overlijden langstlevende echtgenote € 50.000)
Kind D: € 0
Kleinkind E en F: € 0 (bij overlijden langstlevende echtgenote € 25.000)
Als er een testament is kan hierin vastgelegd worden dat er geen plaatsvervulling plaatsvindt. Als Kind C nu de erfenis verwerpt, ontvangen de Echtgenote B en Kind D via aanwas het kindsdeel van C. Kinderen E en F ontvangen nu niets, ze hebben als kleinkinderen geen aanspraak op een legitieme portie.
Echtgenote B: € 75.000
Kind C: € 0
Kind D: € 75.000
Kleinkind E en F: € 0