3,09%
p.j.
Spaarrekening
Zweden
(AAA)
Home › Box 3 belasting › Vruchtgebruik woning box 3
Vruchtgebruik is het recht om een goed dat je niet bezit te gebruiken. Hier pluk je de ‘vruchten’ van. Zo kun je bijvoorbeeld het recht hebben om (gratis) te wonen in een woning, die je niet zelf bezit. Bijvoorbeeld als kind in de woning van je ouders, of andersom. Dit vruchtgebruik moet je opgeven in box 3 van de belastingopgave.
Bij vruchtgebruik wordt een goed gebruikt door iemand die dat goed niet bezit
Vruchtgebruik van een woning komt het vaakst voor – bijvoorbeeld wanneer een partner van een overleden persoon blijft wonen in een huis, terwijl kinderen dit later gaan erven
Bij het berekenen van vruchtgebruik wordt het bezit opgedeeld tussen de ‘bloot eigenaar’ en de vruchtgebruiker
In box 3 betalen beide partijen belasting, de verdeling is onder andere afhankelijk van de leeftijd(en) van de vruchtgebruiker(s)
Vruchtgebruik is een ingewikkeld concept. De berekening van de belasting over vruchtgebruik is dit al helemaal. De Belastingdienst hanteert verschillende tabellen om de waarde van het vruchtgebruik vast te stellen. We zetten alles overzichtelijk op een rijtje, en leggen eerst uit wat vruchtgebruik nu eigenlijk precies is.
Vruchtgebruik is ieder gebruik van een goed dat niet jouw eigendom is. Zo kun je bijvoorbeeld het recht hebben om te rijden in een auto van iemand anders. Je plukt de vruchten van een goed, zonder aanspraak te mogen maken op dat goed zelf. De vruchten van een boom, maar de boom blijft in het bezit van een ander.
Er zijn verschillende manieren waarop je in het genot van vruchtgebruik kunt komen. Dit kan door verjaring en door vestiging zijn. Verjaring komt in de praktijk vrijwel nooit voor en is voor de gemiddelde Nederlander alleen maar nodeloos verwarrend. Daarom gaan we in dit artikel alleen op vestiging in.
Vestiging van vruchtgebruik houdt niets anders in, dan dat het recht op vruchtgebruik door de eigenaar gegeven wordt aan iemand. Dit kan bij leven of ook in een testament zijn.
Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat ouders gedurende hun leven het vruchtgebruik op een woning overdragen aan een kind.
Een ander veelverkomend voorbeeld is het vruchtgebruik van een echtgenoot. In dit geval draagt één echtgenoot het vruchtgebruik over op de andere echtgenoot bij overlijden. Het blijft echter zijn of haar bezit. Zodra de andere echtgenoot overlijdt, gaat het eigendom over aan de kinderen van de andere, reeds overleden echtgenoot.
Bij vruchtgebruik blijft er een bloot eigenaar of blijven er meerdere bloot eigenaren over. Deze (rechts)persoon heeft bezit maar geen recht van gebruik. In het eerste voorbeeld hierboven, zijn dit dus de ouders die hun kind in een woning laten wonen die zij zelf bezitten.
Vruchtgebruik levert een interessante belastingvraag op. Van wie is de woning nu eigenlijk vermogen? Aan de ene kant is een woning eigendom van de bloot eigenaar. Aan de andere kant plukken de vruchtgebruikers hier de vruchten van.
In dit artikel gaan we in op de situatie voor box 3. Oftewel, het opgeven van vruchtgebruik en bloot eigendom als vermogen. Laten we eerst de situatie bekijken waarin de vruchtgebruiker en bloot eigenaar niets op hoeven te geven in box 3.
Een woning in vruchtgebruik kan in Box 1 van de belastingopgave vallen. Dit betekent dus dat de Belastingdienst het vruchtgebruik aanziet als eigenwoning gebruik. Dit is enkel het geval indien het vruchtgebruik op een woning overgaat op de langstlevende echtgenoot via het erfrecht. En de langstlevende echtgenoot de kosten en lasten van de woning zelf blijft dragen.
In deze situatie wordt de woning al volledig belast in box 1. De bloot eigenaar en de vruchtgebruiker hoeven de woning in dit geval niet op te geven in box 3.
In alle andere situaties, wordt het vermogen opgeknipt. Via een ingewikkelde belastingsleutel, die we hieronder uitleggen. Uiteindelijk moeten de bloot eigenaar als de vruchtgebruiker samen de volledige WOZ-waarde van de woning opgeven.
Vruchtgebruik valt in het overbruggingsstelsel onder de “overige bezittingen“. Dit betekent dat, bij de berekening van het rendement op vermogen, met de hogere rendementsvoet van 6,17% (2024: 6,04%) gerekend wordt.
Zodra onroerend goed in box 3 valt en in vruchtgebruik is, wordt het vermogen opgedeeld. De vruchtgebruiker betaalt vermogensrendementsheffing over de waarde van de ‘uitkering’. In dit geval is de uitkering het genot van het gebruik van de woning.
De bloot eigenaar moet het overige deel opgeven. Dit levert dus de volgende rekensom op voor de bloot eigenaar: WOZ-waarde bloot eigendom – deel vruchtgebruiker = bezit in box 3.
Welk aandeel aan de vruchtgebruiker toegerekend wordt, hangt af van een aantal factoren, zoals leeftijd.
Allereerst neem je 4% van de WOZ-waarde (of waarde in het economisch verkeer). Deze waarde vermenigvuldig je met een vermenigvuldingsfactor. Deze vermenigvuldigingsfactor is afhankelijk van het aantal mensen die het vruchtgebruik genieten en hun leeftijd. Ook worden vrouwen 5 jaar lager ingedeeld, vanwege de hogere levensverwachting.
Op deze website van Nextens wordt de situatie duidelijk uitgelegd. Gebruik bij de berekening de officiële tabellen van de Belastingdienst.
Het onderstaande rekenvoorbeeld verduidelijkt hoe je zelf het vruchtgebruik op kunt geven in box 3. En hoeveel belasting je dan uiteindelijk betaalt.
Een alleenstaande zonder schulden, met € 30.000 aan spaargeld op 1 januari 2023, heeft bloot eigendom van de vakantiewoning van zijn overleden vader. Zijn schoonmoeder heeft nog het recht om het huis te kunnen blijven gebruiken.
De WOZ-waarde van de woning ligt bij € 300.000. De schoonmoeder was op 1 januari 2023 62 jaar oud. Volgens de tabel is er dus een vermenigvuldigingsfactor van 11 van toepassing (62 minus 5 is 57 jaar). De waarde van het bloot eigendom bedraagt in dit geval € 300.000 – (4% × 11 × € 300.000) = € 168.000. Dit wordt opgegeven onder de “overige bezittingen”.
Samen met het spaardeel van € 30.000 komt het uiteindelijke vermogen zo uit op € 198.000. Hier wordt de vrijstelling van € 57.000 (2023 en 2024) vanaf getrokken. De grondslag sparen en beleggen bedraagt in 2023 € 141.000. Bij het berekenen van het rendement wordt het bloot eigendom veel zwaarder belast dan het spaardeel.