Home › Box 3 belasting › Wijzigingen box 3
In Nederland betaal je vermogensrendementsheffing over je bezittingen en sinds 2023 is er een nieuw stelsel van toepassing. In de komende jaren geldt alleen deze nieuw variant, terwijl de Belastingdienst aan de slag gaat om een nieuwe stelsel op poten te zetten waarin het daadwerkelijke rendement, en dus niet het fictieve rendement, belast wordt.
Het nieuwe overbruggingsstelsel is voordelig voor spaarders, vooral voor spaarders met veel vermogen. Beleggers gaan in sommige gevallen juist meer betalen.
In fiscaal jaar 2024 blijft de vrijstellingsgrens hetzelfde als in 2023. Toen ging de grens flink omhoog: van € 50.650 naar € 57.000 (per fiscale partner).
De belasting op het forfaitaire rendement bedraagt in 2024 36%. In 2023 was dat nog 32%.
Het aangenomen rendement op spaargeld bedraagt in 2024 naar verwachting 1,03% (2023: 0,92%); het aangenomen rendement op beleggingen is al definitief vastgesteld op 6,04% (2023: 6,17%)
Het nieuwe box 3-stelsel (overgangsstelsel tot minstens 2027) maakt gebruik van drie getallen om tot de uiteindelijke berekening van de belasting te komen.
Allereerst wordt het gemiddelde rendement op het geld berekend, aan de hand van het beleggingsdeel, spaardeel en de schulden. Hierbij draait het dus niet meer om een aangenomen beleggings- en spaardeel, maar om hoeveel geld een belastingplichtige daadwerkelijk in beleggingen (en ander vermogen) en spaargeld heeft staan.
Dit gemiddelde rendement op het vermogen wordt vermenigvuldigd met de grondslag sparen en beleggen om tot het belastbare rendement op vermogen te komen. Dit belastbare rendement op vermogen wordt vervolgens vermenigvuldigd met het belastingtarief (2023: 32%; 2024: 36%) om te komen tot de uiteindelijke belasting.
Hoe de definitieve berekening 2024 er voor een alleenstaande met € 75.000 aan spaargeld, € 75.000 aan beleggingen, en € 30.000 aan schulden eruit kan zien in 2023, zie je in het onderstaande rekenvoorbeeld. In deze berekening worden de verwachte maar nog niet definitieve tarieven van 2024 meegenomen.
Nederland kent nog altijd een eenvoudig systeem bij het bepalen van de belasting op vermogen. De Belastingdienst gaat er naar verwachting van uit dat je in het jaar 2024 op spaargeld een rendement haalt van 1,03%. Over je beleggingen en overige vermogen behaal je een hoger rendement, in 2024 bedraagt dit 6,04%.
In het oude stelsel, dat voor 2023 gebruikt werd, werd nog gebruikgemaakt van een fictieve verdeling van vermogen. Met andere woorden: de Belastingdienst ging er aan de hand van je totale vermogen vanuit dat je een bepaald deel belegde en een bepaald deel spaarde. Dit is nu niet meer zo. Tot minstens 2027 blijft het fictieve rendement nog wel bestaan; de fictieve verdeling is verleden tijd.
Vanaf 2027 moet er een plan op tafel liggen om het daadwerkelijke rendement te belasten. Tot het zover is, hanteert de Belastingdienst dus dit overbruggingsstelsel.
Tot de uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021 gold voor box 3 een schijvensysteem, vergelijkbaar met box 1. De opbouw was weliswaar anders, maar in de praktijk betaalden belastingplichtingen in iedere schijf een hoger percentage, en net zoals in box 1 vielen mensen met meer vermogen in hogere schijven.
Dit stelsel was té oneerlijk voor mensen die alleen maar spaarden. De Belastingdienst nam aan dat ook zij belegden en rendement behaalden, terwijl deze conservatievere spaarders juist moesten inleveren op hun spaarrekeningen en in de werkelijkheid helemaal geen rendement behaalden.